zondag, 31-08-2014
GTA-etappe van Varzo (560 m) naar Rifugio San Bernardo (1628 m)
Op zondag morgen 31 augustus 2014 rinkelt om 4:30 de wekker, om 4:45 drink ik samen met Anny een kop koffie, een boterham krijg ik zo vroeg nog niet door de keel. Eten doe ik wel voor de start in Varzo. Om even na 5:00 uur neem ik voor onbepaalde tijd afscheid en bevestig nog een keer dat ik mij, waar mogelijk per internet of telefoon, zal melden en doorgeven wat ik van plan ben. Ik gooi mijn rugzak en wandelstokken in de auto en van Anny krijg ik een linnentas met daarin boterhammen en een thermoskan met koffie voor mijn ontbijt in Varzo. Ik stap in de auto en voordat ik weg rij, roep ik door het geopende raampje, dat ik wel zie wanneer ik weer terug kom. Als het goed gaat met mijn knie wil ik wel doorlopen tot Capello Monti. Er is nog geen kip op de weg op deze vroege zondagochtend waardoor ik snel opschiet. Het is nog schemerig als ik om 6:15 in Varzo de weg richting station indraai. Bij Bar La Statione is al volop bedrijvigheid en zitten al minsten 10 mensen op het terras die luidruchtig met elkaar in gesprek zijn.
Terwijl ik mijn auto voor het station parkeer komt het mij voor alsof ik hier de vorige week nog geweest ben.Toch is het al meer dan 13 maanden geleden dat ik hier voor het station van Varzo, na 6 mooie en enerverende GTA-etappes, afscheid nam van mijn medewandelaars Annelies, Jorge en Jan en alleen mijn wandeltocht vervolgde richting Lago Maggiore. Het licht allemaal nog heel vers in mijn geheugen. Mijn wandelcompanen van toen zijn hier, met aanvulling van "GTA-nieuweling" Karien, al begin juli 2014 teruggekeerd om met succes negen GTA-etappes te lopen tot Rimella. Ik moet met mijn gehavende knie nog maar zien of ik ooit zover kom. Ga ik überhaupt mijn beoogde slaapplek voor vandaag, Rifugio San Bernardo wel halen? De intentie is er, maar wat als ik San Bernardo niet haal? Het spookt allemaal door mijn hoofd en mijn knie lijkt even meer pijn te doen dan ooit te voren. Het enige positieve wat ik op dit moment zie is het stralende weer. Dit geeft de burger weer een beetje moed. Nu heb ik wel zin in een paar boterhammen met lekkere koffie. Ik stap snel uit en maak de kofferbak open en daar komt mij de koffie al tegemoet. De thermoskan met koffie is leeggelopen en de boterhammen zijn drijfnat. Als je het positief bekijkt zijn het echt boterhammen met koffie. Ondertussen dat ik mijn sappige boterhammen naar binnenwerk stel ik op mijn GPS de juiste hoogte in, die volgens mijn kaart 560 meter is. Op het internet heb ik nergens GPS gegevens kunnen vinden van iemand die deze etappe gelopen heeft. Daarom heb ik thuis de route, zoals ze op mijn papieren kaart staat, zo goed mogelijk overgenomen op een digitale kaart en deze gegevens als gpx-track in mijn GPS gezet. Op deze manier stapel je fout op fout, zodat ik de track op mijn GPS alleen wil gebruiken als hulpmiddel om globaal de goede richting te volgen. Mijn beoogde doel, Rifugio San Bernardo ligt op een hoogte van 1628 meter. Maar om daar te komen moet ik over de Passo di Variola met een hoogte van 2258 meter. Aan al dat klimmen en dalen wil ik op dit moment liever nog even niet denken. Waar ik wel aan denk is dat je Rifugio San Bernardo over de weg ook gemakkelijk met de auto kunt bereiken. Bijna iedere Italiaan zal mij voor gek verklaren om dit dan niet te doen. Ik twijfel even…. tot ik denk aan het hoongelach van mijn GTA-collega’s dat mij ten deel zal vallen. Ik sluit snel de auto, stel mijn wandelstokken in op de juiste hoogte, gooi de rugzak op mijn rug en ben klaar om te starten. Op de IGC-kaart nr. 11 begint de GTA direct achter het station van Varzo maar dit klopt niet want hier is geen brug over de rivier Diveria. Met dank aan Werner Bätzing die daar in zijn boek “Grande Traversata delle Alpi - Der Norden” voor waarschuwt. Volgens auteur Bätzing moet je parallel aan de spoorlijn ongeveer 1,5 km richting Iselle lopen want daar is een brug over de Diveria. In het plaatsje Rosso kun je volgens Bätzing dan de GTA weer oppakken. Ik zie dat er vanaf het station een weg direct langs de spoorlijn loopt in de richting van Iselle. Ik kijk voor alle zekerheid ook nog even of ik geen bord zie dat het een doodlopende weg is. Vanmorgen wil ik zo snel mogelijk opschieten zodat ik het vanmiddag iets rustiger aan kan doen. Even na half zeven ga ik oppad. Ik heb er zin in, voel me fit en het is heerlijk wandelweer. Hierdoor neemt mijn optimisme dat het vandaag allemaal wel goed komt behoorlijk toe. Maar na ongeveer 400 meter te hebben gelopen doemen de contouren van een fabriekscomplex op. Als ik dichterbij kom zie ik dat het terrein omheind is en er een slagboom is. Ik zie niemand en denk in mijn onnozelheid dat ik mijn weg wel kan vervolgen over het fabrieksterrein. Ik kruip onder de slagboom door en loop vrolijk verder. Totdat er plotseling ergens een deur opengaat en mij een wild gebarende geüniformeerde man tegemoet loopt. De man in een deftig fantasie uniform (waarschijnlijk een bewaker of de portier) maakt mij op een kordate toon duidelijk dat ik hier niet door kan en ook niet gewenst ben. Als ik weer voor het station van Varzo sta heb ik al anderhalve KM gelopen voor Jan met de korte achternaam. Nu geen experimenten meer en ik loop over de hoofdweg richting Iselle.
Na een paar honderd meter zie ik links van de weg, op de zijgevel van een huis, een muurschildering van een echte Hollandse Windmolen. Heb ik in gedachten verzonken al zover gelopen? Dat blijkt mee te vallen want iets verderop kom ik langs het plaatsnaambord Varzo waar we vorig jaar een foto hebben gemaakt met triomferende gebaren dat we ons einddoel bereikt hadden. Terwijl ik daar nog met plezier aan terug denk loop ik over de brug waar Bätzing over schreef. Direct achter de brug over de Diveria is de aflag naar het gehucht Rosso. Op een tuinmuur bij het eerste huis van Rosso zie ik een rood wit merkteken. Optimistisch denk ik, nu kan niets meer fout gaan. Ik vervolg mijn weg en speur naar meer aanwijzingen.
Pas voorbij het kleine kerkje van Rosso ontwaar ik op de muur van een scheefgezakt woonhuis een vaag, door de tand des tijds aangetast merkteken. Een smal steegje gaat richting spoorlijn, ik denk, dat zal wel goed zijn. Over eeuwenoude stenen trappen daal ik, tussen tegen de berghelling gedrapeerde oude natuurstenen huisjes, af en kom uit op een paadje dat voorbij loopt aan verschillende moestuinjes, waarin niet alleen het moes maar ook het onkruid weelderig groeien. Bij het laatste tuintje is het paadje ten einde en ik bijna ten einde raad. Toch probeer ik nog door te lopen maar na 10 meter sta ik midden tussen brandnetels en manshoge braamstruiken waarvan de doornige takken aan mijn armen en rugzak blijven hangen. Hier kom ik zonder gereedschap niet meer verder. Het enige gereedschap dat ik altijd in mijn rugzak heb zitten is een piepklein multifunctioneel officiers zakmesje, van het Zwitserse merk Victorinox, met daaraan een mesje, schaartje, kurkentrekker, pincet en nagelvijltje. Hier heb ik echter minimaal een zakmes nodig waaraan ook nog een bosmaaier en kettingzaag zitten. Ik zal toch eens naar de fabriek van Victorinox schrijven of ze zoiets, speciaal voor de Italiaanse wandelpaden, op de mark willen brengen. Weer terug in het mini centrum van Rosso staat het zweet mij inmiddels op het voorhoofd. Ik raadpleeg mijn kaart, maar die is met een schaal van 1: 50.000 niet gedetailleerd genoeg om mij iets wijzer te maken. Zo vroeg op de zondagmorgen zie ik nergens een Rossonaar, of hoe de inboorlingen hier ook mogen heten, aan wie ik iets kan vragen. Daarom speur ik maar verder of ik nog ergens een rood wit merkteken zie. Na een tijdje zoeken vind ik, achter hoog gras op een steen, een merkteken dat iets nieuwer lijkt. Ik waag een nieuwe poging en daal over een oude mulattiera opnieuw af totdat ik bij een grasveldje kom. In het hoge gras kan ik nergens ontdekken dat hier de laatste dagen nog iemand heeft gelopen. Ik besluit toch om het grasveldje over te steken en kom in een bosje met hoge varens die nog kletsnat zijn van de regen van vannacht en mijn schoenen zakken centimeters diep weg in de drassige ondergrond. Als ik op het punt sta rechtsomkeer te maken, zie ik tot mijn opluchting, verderop op een boom een rood witte markering. Dan maar verder, dat blijkt een goed besluit, want niet veel later sta ik voor een tunneltje dat onder de spoorlijn door gaat.
Als ik uit het vochtige en lugubere tunneltje kom zie ik iets verder een richtingaanwijzer staan. Als ik bij de richtingaanwijzer ben is het al negen uur en tijd voor een boterham. Ondertussen dat ik mijn boterham eet, bestudeer ik de wegwijzer en zie ik dat voor het bereiken van de Passo di Variola 4 uur en 45 minuten zijn aangegeven. Uit ervaring weet ik dat degene die in Italië de tijden op de wandelbordjes zet een bijzonder optimistisch persoon moet zijn en waarschijnlijk zelf de marathon binnen 1 uur kan lopen. Dit wetende probeer ik in te schatten hoeveel tijd ik zelf nodig heb en kom ik snel tot de conclusie dat ik niet te lang moet treuzelen. Pak mijn rugzak snel in en loop weer verder richting een klein viaduct. Op een steunpilaar staat een duidelijk rood wit merkteken en dan trekt de muur er naast mijn aandacht. Met rode verf staat daar in koeien van cijfers 1800.
Ik vraag me even af of dit een signaal is van hogere machten die mij duidelijk willen maken dat ik mijn eigenwijze expeditie hier maar beter kan stoppen. Vanaf hier is het 1800 meter klimmen naar de Passo di Variola. Ik blijf eigenwijs en volg een pijl naar links. Ik moet over een brug die over het afwateringsbekken van een elektriciteitscentrale gaat. Midden op de brug stop ik even om een foto te maken.Dan zie ik duidelijk de dikke waterleiding die vanaf het hoger gelegen plaatsje Transquera omlaag loopt naar de turbines in de centrale voor mij. Vorig jaar zijn we vanaf Transquera afgedaald naar Varzo en hebben toen deze waterleiding een aantal keren gekruist. Ik zie het in gedachten allemaal weer voor mij.
Een aankomende auto, waarvoor ik iets opzij moet, haalt mij weer terug in de werkelijkheid en ik besef dat ik hier mijn tijd niet langer moet verspillen en snel verder moet. Op de balustrade van de brug staan merktekens en ook aan de rechterkant van de tunnel, waar ik naar toe loop, zie ik al vanaf grote afstand een merkteken staan. Hier hebben de Italianen eindelijk eens goed hun best gedaan om het wandelaars gemakkelijk te maken. Nu kan er niets meer fout gaan, denk ik. Voor alle zekerheid lees ik de beknopte beschrijving van Bätzing nog eens door. Hier staat letterlijk: Am ende der Brücke
beginnt die GTA rechts neben einem Tunnel. Anfangs geht es im Wald auf einer alten Mutattiera bergauf…. Als ik bij de tunnel ben ga ik, zoals beschreven, rechtsaf en loop over een onverharde weg iets omhoog. Wat me wel een beetje onzeker maakt is dat het geen oude mulattiera is maar een vrij brede, zo te zien nog niet zo lang geleden aan gelegde weg. Waarschijnlijk is de mulattiera ten prooi gevallen aan deze brede nieuwe weg, denk ik bij mezelf. Na ongeveer 300 meter draait de weg naar links het bos in en gaat er rechtsaf een eveneens nieuwe weg richting de elektriciteitscentrale. Ik moet volgens Bätzing door het bos omhoog dus volg ik de weg naar links die steeds steiler omhoog gaat. Een merkteken heb ik vanaf de tunnel niet meer gezien. Ik twijfelen steeds meer of ik hier wel goed zit. Ik raadpleeg mijn kaart maar die is niet gedetailleerd genoeg om vast te stellen waar ik precies ben. Dan maar mijn GPS aanzetten en die geeft aan dat ik te iets te ver naar het westen zit.
Ik heb tussen de tunnel en mijn huidige positie toch nergens een ander pad gezien? Ik vervloek Bätzing met zijn summiere beschrijving en besluit om terug te lopen richting tunnel en ik kijk onderweg heel aandachtig of ik ergens een paadje zie dat ik over het hoofd gezien heb. Als ik bijna ten einde raad weer bij de tunnel sta, schud ik vol onbegrip mijn hoofd en dan zie ik rechts van de tunnelbuis, grotendeels door struikgewas aan het oog onttrokken, iets dat op een paadje lijkt. Ik duw wat takken opzij en loop het door onkruid begroeide paadje in. Na 5 meter zie ik een markering en begint een oude mulattiera. Dus Bätzing had toch gelijk!De steile mulattiera brengt mij naar Alpe Salviggia op een hoogte van 763 meter. De alp is al lang geleden opgegeven, bijna volledig dichtgegroeid met voornamelijk kastanje bomen en er staan een aantal grotendeels vervallen gebouwen.
Naast een oud stalletje ga ik op een steen zitten, eet een boterham en probeer nog een beetje onhandig een Whatsapp berichtje te schrijven voor Anny. Ik ben pas sinds gisteren toegetreden tot het leger van Whatsappers. Terwijl ik het berichtje met mijn positie voor Anny schrijf moet ik met een glimlach denken aan mijn eerste Whatsappje. Het was een foto die ik gisteren aan iemand verstuurd heb, maar op raadselachtige wijze is het Whatsappje met de foto terecht gekomen bij wandelvriendin Annelies. Gelukkig is Annelies zeer integer zodat ik er gerust op kan zijn dat deze pijnlijke fout zonder gevolgen blijft. Ik hoop dat het Whatsappje dat ik nu schrijf en eindig met, “lieve groeten en heel veel kusjes”, wel bij Anny aankomt en niet weer bij Annelies. Als ik al op verzenden heb gedrukt bedenk ik mij ineens. Waarom zal het Italiaanse internet minder chaotisch zijn dan de Italiaanse wandelpaden? Onderwijl ik mij dit afvraag vervolg ik door een bos de beklimming naar Alpe Selvanera. Opeens denk ik boven mij stemmen te horen. Ik stop even en na enig turen zie ik hoog boven mij twee bewegende stipjes. Ik loop weer door en terwijl de stemmen steeds luider worden duurt het toch nog zeker een kwartier voordat ik kan zien, dat het twee oudere mannen zijn. Een behoorlijk lange met een groene rugzak en een ouderwetse houten wandelstok en een klein dik kereltje die iets in zijn handen draagt. Ze praten onophoudelijk met elkaar. Als ze dichterbij komen ga ik, omdat het paadje erg smal is, iets opzij tussen de struiken staan om ze voorbij te laten. Ik kan merken dat ze mij nog steeds niet gezien hebben en als de Dikke die voorop loopt mij tot op drie meter genaderd is kuch ik maar een keer en hij schrikt zich wezenloos en hij laat de jutte zak die hij draagt uit zijn handen vallen. Als versteend blijft hij staan en zie ik dat aan zijn gordel een levensgroot mes bungelt. Het eerste wat ik denk: Dit zijn stropers. Als de lange man met wandelstok ook bij mij is aangekomen begroet hij mij kortaf met “Bondi”. Ik zeg zo vriendelijk mogelijk Bongiorno. De lange praat even in een of ander dialect met de dikke, die inmiddels weer bij bezinning is gekomen. Dan vraagt de lange mij, in een mengelmoes van Italiaans, gebroken Engels en iets wat op Duits moet lijken, wat ik hier doe, waar ik vandaan kom en waar ik naar toe ga. Ik probeer in mijn “Pizza-Italiaans” te vertellen dat ik van Varzo via de Passo di Variola het Rifugio San Bernardo wil bereiken en vraag hoe lang het nog lopen is naar San Bernardo. Voordat ik antwoord krijg praten ze weer even met elkaar waarvan ik totaal niets versta. Dan zegt de Lange, die duidelijk zijn talenkennis wil demonstreren, tre ore, trees ouwers, dreis stundes en de Dikke bevestigt het allemaal door drie vingers op te steken. Verbaast door dit antwoord vraag ik, is het niet meer dan drie uur? De dikke schud zijn hoofd en allebei trekken ze een gezicht van, hoe kom je daar nou bij. Als ik ongelovig terug kijk maakt de Lange naar de Dikke een gebaar dat ze verder lopen. Wij gaan weer verder met paddenstoelen zoeken zegt de Lange tegen mij en met een kort en krachtig “Bondi” neemt hij afscheidt en de dikke volgt hem met een dikke grijns op zijn gezicht. Ik kijk ze nog een tijdje na en als ze een stukje lager zijn beginnen ze te lachen en weer met elkaar te praten en het enige wat ik versta is dat ze wel vijf keer het woord Tedesco (Duitser) gebruiken. Misschien had ik maar beter kunnen zeggen dat ik uit Paesi Bassi (Nederland) kom. Ik weet gelukkig dat ik voor de gek gehouden ben maar als je dergelijke informatie voor waar aanneemt kan dit in bergachtig gebied tot gevaarlijke situaties leiden. De ontmoeting houdt mij nog even bezig en als ik na bijna een uur klimmen Alpe Selvanera (1138 m) bereik zie ik daar op de wegwijzer staan: Passo di Variola 3 uur en 15 minuten.
Op de kleine Alpe staan een aantal vervallen stalletjes en twee woonhuizen die ook behoorlijk wat achterstallig onderhoud hebben maar, zo te zien, wel nog in gebruik zijn. Ik neem plaats op een bankje bij een bijgebouwtje en terwijl ik een boterham eet laat ik de omgeving op mij inwerken. Mensen zijn nergens te bekennen, her en der ligt door onkruid overwoekerd gereedschap. Er staan twee oude, geheel uit natuursteen opgetrokken woonhuizen, die typisch zijn voor deze streek. De huizen zijn wel nog in gebruik want bij het huis tegenover mij is bij de ingang nog niet zo heel lang geleden een nieuw houten bordes geplaatst met een houten balustrade. Bij het andere huis is men bezig om een simpele aanbouw te realiseren met boomstammen uit dennenhout. Aan de verschillende stadia van verwering van de stammen is te zien dat het project al enige jaren loopt. Als ik bedenk hoeveel moeite het mij gekost heeft om hier te komen dan kan ik mij ook voorstellen dat bouwprojecten hier iets langer duren. Je kunt de mensen die dit soort almen en de daarbij behorende gebouwen instant proberen te houden alleen maar bewonderen. En deze mensen zorgen er ook voor dat de paden nog in gebruik blijven. Mijn gedachten dwalen steeds verder af en dan bedenk ik ineens dat ik snel verder moet want naar San Bernardo is het in mijn tempo nog zeker 8 uur. Ik schrijf nog snel een Whatsappje met mijn positie naar Anny. De afsluiting van het berichtje met “lieve groeten en heel veel kusjes” laat ik deze keer maar weg omdat ik er vanwege het chaotische Italiaanse internet niet gerust op ben dat het bericht niet weer bij Annelies te recht komt. Ik ben weer uitgerust en begin vol goede moed aan de steile klim naar Alpe Wolf.
Op veel plaatsen is het pad overwoekerd door onkruid en op een aantal plaatsen versperren omgevallen bomen, die er zo te zien al jaren liggen, mijn doorgang en moet ik hier overheen of onderdoorkruipen. Toen de Almen nog allemaal in bedrijf waren werden deze paden door de almbewoners onderhouden omdat ze er belang bij hadden. Nu er zo goed als geen almbewoners meer zijn, vraag ik mij af wat er over pak weg 25 jaar van deze paden nog over is? Als ik de volledig verlaten en niet meer in gebruik zijnde Alpe Wolf (1377) bereik ben ik kletsnat van het zweten. Ik neem doodmoe plaats op een steen, neem een flinke slok water uit mijn drinkfles en bekijk aandachtig de toch wat troosteloze omgeving.
Een alm die steeds verder dicht groeit en gebouwen die steeds verder invallen en door brandnetels en struikgewas steeds verder overwoekerd worden. Als ik weer een beetje op adem gekomen ben lees ik de routebeschrijving van Bätzing nog eens door om mij in herinnering te roepen wat nu komen gaat. Bätzing schrijft letterlijk: Nach der Alm Wolf wird der Weg steiler und anstrengender und ist teilweise von der üppigen Vegetation überwuchert. Noch steiler? Nog vermoeiender? Nog meer overwoekerd? Ik hoop dat dit niet waar is, maar tot nu toe had die Bätzing steeds gelijk. Dus ik vrees het ergste. Gelukkig gaat het met mijn rechter knie nog redelijk goed en daar ben ik wel blij mee. Ik stuur een whatsappje naar Anny, dat ik van Alpe Wolf vertrek naar Alpe Lorino. Nog voordat ik mijn telefoon weer opgeborgen heb in mijn rugzak krijg ik een berichtje terug met de mededeling: je gaat als een sneltrein! Nou, nou wat kan ze overdrijven. Als je mij met een trein wilt vergelijken dan ben ik toch meer een boemeltrein en dan ook nog met heel veel vertraging. Zelf heb ik het gevoel dat ik vooruit ga als een slak. Ik gooi mijn rugzak, die steeds zwaarder lijkt te worden, op mijn rug en volg de wegwijzer richting Alpe Lorino.
Een paadje is in het hoge gras nergens meer te herkenen. Daarom volg ik maar ongeveer de richting die de wegwijzer aangeeft en die gaat richting bosrand. Daar moet ik een hele tijd zoeken voordat ik op een steen een markering ondek. Het pad, of wat er voor door moet gaan, gaat hier en daar behoorlijk steil omhoog en is op veel plaatsen vooral met varens volledig dicht gegroeid. Door de dichte begroeiing zijn veel stenen vochtig en begroeid met algen en daardoor spiegelglad waardoor de beklimming extra gevaarlijk is. Om hier niet de nek te breken doe ik het heel rustig aan. Maar ondanks dat ik omhoog ga als een trage slak moet ik toch nog regelmatig stoppen om weer op adem te komen.
Tijdens het uitrusten kan ik wel genieten van het uitzicht op de andere kant van het Valle Divedro. Ik zie o.a. de Passo del Posetto (2179 m) vanwaar wij het vorig jaar via Trasquera zijn afgedaald naar Varzo. Ik zie duidelijk de oude kerk van Trasquera en zelfs de pizzeria waar we een heerlijk glas bier hebben gedronken kan ik door mijn fototoestel met 30 x zoom herkennen. Als ik langs een mierenhoop kom stop ik om te kijken naar de altijd druk in de weer zijnde mieren. Hier is het spreekwoord “vele handen maken licht werk” echt van toepassing. Ik maak nog een paar foto’s van de mierenhoop en als ik mijn fototoestel weer inpak merk ik dat de eerste mieren al tegen mijn benen omhoog lopen.
Als ik naar beneden kijk zie ik dat mijn schoenen helemaal onder de mieren zitten. Met mijn wandelstokken probeer ik de ongenode gasten te verjagen. De exemplaren die al onder mijn broekspijpen zitten moeten het helaas met de dood bekopen. Ik krijg overal jeuk en loop, moe of niet, snel door en kom bij een driesprong waar een wegwijzer staat, of beter gezegd heeft gestaan. Alleen de paal staat er nog, de bordjes liggen in stukken gebroken op de grond. Ik probeer mij voor te stellen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Iets anders dan vandalisme valt mij niet in. Welke achterlijke idioot doet zoiets? Die zou ik het liefste met zijn blote kont in de mierenhoop willen gooien waar ik net voorbij ben gekomen.
Moet ik nu naar rechts of naar links, ik heb geen idee en nadat ik mijn kaart langdurig heb bekeken, gok ik op links. Nog vol erger, over de vernielde bordjes, vervolg ik de beklimming die mij veel kracht kost en ik ben drijfnat van het zweten als ik Alpe Lorino (1820 m) bereik. Hier is de richtingaanwijzer gelukkig nog ongeschonden en staat achter de Passo di Variola: 1 uur en 15 minuten. Maar eerst rusten! Bij een paar gebouwtjes zie ik een bankje staan. Die paar meter loop ik dan ook nog maar en ik plof doodmoe neer op het oude houten bankje. Het is 13:54 uur als ik naar Anny Whatsapp “Ben op Alpe Lorino. Ben helemaal kapot. Rust hier een tijdje”. Als ik nog eens op de kaart kijk realiseer ik mij dat ik pas op 1820 meter hoogte zit en nog naar 2258 meter moet klimmen. Na een paar boterhammen kom ik weer langzaam tot leven en krijg oog voor de leuke omgeving waarin ik zit.
Voor mij staat een voormalige stal die verbouwd is tot een soort kabouterhuisje. De ingangsdeur van het schattige huisje is nauwelijks anderhalve meter hoog en boven de deur hangt een bord met de tekst “Amici della Montanga” (Vrienden van de Bergen). Uit de zijmuur steekt een kachelpijp omhoog zodat het waarschijnlijk ook in de winter lekker warm is in het kabouterhuisje. Ik rammel eens aan de deur maar Wipneus en Pim zijn niet thuis. Maar dan zie ik dat ik toch niet helemaal alleen ben op de alm. Ongeveer 10 meter bij het huisje vandaan houdt Moeder Maria de wacht over de omgeving. Het Madonna beeldje staat in een liefdevol met kunstbloemen versierde houten nis die tegen een rotswand is aangebracht.
Er is waarschijnlijk geen land ter wereld waar meer beelden van Madonna’s staan dan in Italië. Mijn gedachten dwalen af naar de ontelbare foto’s die ik de afgelopen jaren van Mariabeelden heb gemaakt op de meest rare en afgelegen plaatsen. Het is ook zonder twijfel de Moeder van God die mij weer terug haalt in het heden en mij duidelijk maakt dat het de hoogste tijd is om te vertrekken, wil ik nog bij daglicht in San Bernardo aankomen. Om kwart over twee vervolg ik mijn weg naar de Passo di Variola. De klim gaat in eerste instantie gelukkig veel minder steil omhoog dan die naar Alpe Lorino.Toch gaat mijn knie steeds meer pijn doen en waarschijnlijk omdat ik hem probeer te ontlasten krijg ik ook een stekende pijn in mijn rechter heup. Ik probeer afleiding te zoeken door heel bewust te kijken naar bloemen en paddenstoelen die langs het pad staan. Hier en daar kan ik het ook niet laten om een foto te maken. Dan hoor ik in de verte het gebimmel van een of meerdere bellen. Als ik iets hoger ben hoor ik ook het geblèr van geiten. Maar hoe ik ook rond kijk, ik zie nergens ook maar een geit.
Het duurt nog zeker een half uur voordat ik tegen een berghelling de eerste geit ontdek. En als ik goed kijk zie ik er ineens wel honderd. Als ik dichterbij kom zie ik ook de angstdroom van wandelvriendin Annelies staan, een statige bok met enorme horens die mij aankijkt met een blik van "wat kom jij in mijn harem doen". Gelukkig loopt mijn route de andere kant op zodat mij de confrontatie met de bok bespaard blijft. Vanuit de almweide, waar de geiten grazen, zoek ik mijn weg verder omhoog. Op een bergkam aangekomen zie ik aan de andere kant van de helling een aantal gemarkeerde stenen. Dat is mooi, niet zo mooi is dat ik zo te zien flink moet afdalen richting een enorm blokveld. Maar afdalen en hoogte kwijtraken dat wil ik niet. Helaas er is geen andere mogelijkheid en als ik bij het blokveld aan kom zoek ik tevergeefs naar verdere markeringen.
Lees de beschrijving van Bätzing nog eens door, maar die is, zoals ik vandaag al vaker heb ervaren, erg summier. Er staat letterlijk: Vor dem Passo di Variola, 2258 m, müssen noch zwei grobblöckige Geröllfelder gequert werden. Daar moet ik het mee doen. Daarom zoek ik maar mijn eigen weg en loop en spring zo voorzichtig mogelijk over de stenenmassa. Aan de andere kant van het blokveld kom ik bij een verschrikkelijk steile grashelling en markeringen kan ik ook hier nergens vinden. Ik kan mij op de steile, vochtige grashelling hier en daar nauwelijks staande houden en mijn rechter knie en heup krijgen het er, of ik het wil of niet, flink van langs. Als ik na veel moeite de grashelling heb overwonnen zie ik het tweede blokveld, waarin restje sneeuw aanwezig is, direct voor mij liggen.
Markeringen ontbreken volledig en als ik aanstalten maak om ook dit blokveld dan maar weer naar eigen inzicht over te steken, meen ik in het dal beneden mij stemmen te horen. Ik probeer aandachtig te luisteren en hoor dan flarden van een gesprek tussen twee personen met een volgens mijnog een Zwitsers accent. Ik kijk minutenlang in het dal of ik ze ergens zie maar te vergeefs, terwijl ik ze ondertussen letterlijk kan verstaan. "Hast du noch eine Markierung gesehen? Nein ich nicht?" Deze twee zinnetjes hoor ik een aantal keren achter elkaar. Ze hebben duidelijk het zelfde probleem als ik. En dan hoor ik: "Da Oben ist jemand!" En dan zie ik ze ineens ook, als hele kleine stipjes, in het onderste blokveld. Ongelooflijk hoe ver het geluid wordt gedragen als de wind goed staat. Ik zie dat de voorste steeds een stuk vooruit loopt, dan wacht en aanwijzingen geeft aan de achterste.
Als de twee het blokveld hebben overgestoken en voor de steile grashelling staan hoor ik: "Siehst Du Markierengen? Nein wir müssen da oben hin wo der Eine steht." Als ik door mijn fototoestel kijk kan ik, met 30 keer zoom, zien dat de voorste in mijn richting wijst. Als ze de grashelling beklimmen kan ik herkenen, wat ik aan de hand van de stemmen al had verwacht, dat het twee vrouwen zijn. De eerste die steeds voorop gaat, klimt als een berggeit, of anders gezegd als een tweede Annelies. De andere dame heeft bij de beklimming van de grashelling, zo te zien, net zoveel moeite als ik en ik hoor haar klagen dat het zwaar is. Toch komen ze samen behoorlijk snel vooruit en ik denk, die gaan mij binnen de kortste keren inhalen. Ik wil hier mijn tijd echter niet vergulden met het kijken naar twee achtervolgers en begin aan de oversteek van het tweede blokveld. Aan de andere kant van het blokveld vind ik zowaar weer een markering, weliswaar zeer verweerd, maar toch ben ik er blij mee en hoop op nog meer van dergelijke aanwijzingen. Maar dat blijkt ijdele hoop! Na het nodige klimwerk bereik ik het begin van een enorm groot plateau met hier en daar een verhoging en even denk ik dat ik al op de Passo di Variola ben. Maar markeringen, een bord, richtingaanwijzer of kruis zie ik nergens. Volgens de hoogtemeter op mijn GPS zit ik nog 15 meter te laag. Maar dat kan gemakkelijk een meetfout zijn want de laatste keer dat ik de hoogte juist heb ingesteld was op Alpe Lorino (1820 m). Daarom volg ik over het plateau grofweg de richting die de GPS mij aangeeft. Dan zie ik op een groot rotsblok met koeien van letters Varzo staan en daaronder een pijl in mijn richting. Ik loop naar het rotsblok en speur de omgeving af naar verdere markeringen. Maar te vergeefs! Daarom volg ik maar weer de richting die de GPS mij aangeeft, maar plotseling sta ik aan de rand van een ravijn. Het gaat zeker 50 meter loodrecht omlaag. Maar hier "sjravel" ik niet naar beneden! Ik kijk om mij heen en dan zie ik ongeveer 80 meter links van mij een wegwijzer staan. Ik probeer er in rechte lijn naar toe te lopen, maar omdat er verraderlijke diepe scheuren in het rotsplateau zitten moed ik er toch met een omweg naar toe. Als ik bij de wegwijzer aankom zie tot mijn vreugde het verlossende bordje met het opschrift: Passo di Variola 2258 m
Op dit grote rotsplateau lijkt mij de plaats van het bordje tamelijk willekeurig gekozen. Maar daar maak ik mij verder maar niet druk om, want ik ben dolblij dat ik er ben. Ik doe mijn rugzak af en neem naast de richtingaanwijzer zo comfortabel mogelijk plaats op een steen en eet rustig een boterham. Ik probeer met mijn telefoon te vergeefs verbinding te maken met een netwerk en dan zie ik tot mijn grote schrik dat het al 16:45 uur is. En ik heb nog een heel lange afdalen voor de boeg. Ga ik dat wel redden voor het donker? Ik pak snel mijn rugzak weer in en als ik wil vertrekken denk ik ineens weer aan mijn achtervolgers de twee dames. Misschien kan ik ze nog toe zwaaien of roepen dat ze hier de Passo di Variola moeten zoeken. Ik kijk aandachtig over het hele plateau maar zie niemand en ook stemmen hoor ik niet meer. Ik kan hier moeilijk wachten op twee wildvreemde dames waarvan ik bovendien helemaal niet weet wat ze van plan zijn. Misschien hebben ze hun tentje al opgezet en zijn ze al hun avondmaaltijd aan het klaar maken. Of ik vanavond nog op tijd ben om in San Bernardo een warmemaaltijd te krijgen waag ik ondertussen te betwijfelen. Daarom daal ik zo snel mogelijk af. Tijdens het afdalen, doet mij knie aanmerkelijk meer pijn dan bij het klimmen maar het is nog te verdragen.
Gelukkig is aan deze kant van de berg een zeer actieve schilder aan het werk geweest die op een klodder rode en witte verf meer of minder niet heeft gekeken. Zodat ik in deze rotsachtige omgeving met het zoeken naar merktekens geen tijd verlies. Volgens mijn kaart rijgen zich beneden mij zes almen, als aan een parelketting, aan elkaar. Snel ben ik op de eerste alm, Alpe Variola di sopra(1977 m) die zo te zien nog in gebruik is. Koeien zijn nergens te bespeuren, wel ligt de hele Alp vol koeienflaters zodat ik moet uitkijken waar ik loop. De actieve schilder heeft zijn uiterste zijn best gedaan tot aan de grote stallen die op de alm staan. Toen was de verf waarschijnlijk op, want het wordt eentonig, merktekens zijn er voorbij de stallen niet meer te vinden.
Een oude houten wegwijzer is niet meer te lezen en hangt bovendien op halfzeven. Een paadje is in het hoge gras van de alm evenmin te zien. Daarom maar weer de kaart en de GPS raadplegen. Ik steek door het hoge gras de alm schuin over en zie dan in de verte, iets beneden mij, de volgende alm liggen. Ik zoek niet meer naar merktekens of paadjes maar zet rechtstreeks koers naar Alpe Variola di sotto (1880 m). Hier en daar moet ik een beekje oversteken maar dat gaat vrijwel zonder problemen. Zag ik op Alpe Variola di sopra geen enkele koe, hier op Alpe Variola di sotto lopen wel vijftig van die schijtbeesten. Over Alpe Variola loopt een goed herkenbaar pad, maar wat heb je aan een mooi pad als al die herkauwers waarschijnlijk met elkaar hebben afgesproken dat, wanneer ze een wandelaar zien aankomen, ze met z’n allen op het pad gaan staan en liggen.
Dus heb ik hier aan dat mooie pad vrij weinig. Ik loop naast het pad door hoog gras voorbij aan de koeien en als ik even niet uitkijk, jawel hoor, trap ik midden in een verse koeienflater. Mijn gevloek is waarschijnlijk tot in Rifugio San Bernardo te horen. Ongeveer honderd paar koeienogen kijken mij aan met een blik van "Eigen schuld dikke bult" en ik kan mij niet aan de indruk ontrekken dat ze er erg veel plezier in hebben dat ik in hun stront sta. Als straf dink ik nooit meer melk van almkoeien…Over een vrijwel horizontaal pad loop ik naar de volgende alm met de mooie naam Alpe Corona ( 1841 meter). Hier ligt alles vol met geitenkeutels maar de producenten van al die zwarte bolletje zie ik nergens. Mij maakt een keutel meer of minder niets meer uit want mijn schoenen zitten toch al helemaal onder de stront. Ik loop door naar Alpe Dorca 1874 en ben benieuwd welke beesten ze daar hebben.
Als ik Alpe Dorca in het vizier krijg, ben ik verast door de dieren die ik zie. Een tiental witte eenden zit naast een vierkant vijvertje. Naast het vijvertje staat een, zo te zien, schamel onderkomen. Als in de richting van het rommelige bouwwerk loop, beginnen 4 honden onophoudelijk te grommen en te blaffen. Ik stop even want ik wil niet met een winkelhaak in de wandelbroek in Rifugio San Bernardo aankomen. Maar dan zie ik tot mijn opluchting dat alle 4 de keffers aan lange kettingen liggen. Ik hou ruim voldoende afstand en loop door naar het simpele onderkomen. Door het hondengeblaf komt een druk telefonerende dikke onverzorgde man met lang haar uit het hutje te voorschijn om te kijken wat er gaande is. Hij maakt naar mij een handbeweging van “een moment ik ben druk bezig”. Hij gaat voor de hut tegen het hekwerk hangen en blijft maar telefoneren en tussendoor roept hij op een kwade toon tegen de honden dat ze stil moeten zijn, maar dat maakt op de keffers zo goed als geen indruk.
Ik wil wel even een praatje met de man maken voor zover dat met mijn “pizza-Italiaans“ mogelijk is en hem ook vragen hoe lang het nog lopen is naar San Bernardo. Terwijl ik ongeduldig wacht tot hij ophoudt met telefoneren bekijk ik het onderkomen van de man en de omgeving. Het maakt op mij een armzalige en tegelijkertijd ook een aandoenlijke indruk. Aan een houten paal van de balustrade is als verlenging een stuk betonijzer vast gemaakt waaraan een kleine Italiaanse vlag wappert. Aan de waslijn hangen een paar sokken en een onderboek te drogen. Hij heeft stroom want er hangt een zonnepaneel aan de gevel. Hier heeft de moderne tijd dus ook zijn intrede gedaan en telefoneren kan hij ook, dat blijkt wel, want het gesprek is nog steeds aan de gang. De dikke, langharige man windt zich steeds meer op en zijn wegwerpgebaren tijdens het gesprek worden steeds wilder en hij begint zo hard te schreeuwen dat ze hem ook zonder telefoon in Domodossola moeten kunnen verstaan. Uit de scheldpartij kan ik opmaken dat hij met de gesprekspartner aan de andere kant van de lijn een behoorlijk meningsverschil heeft over geld. Maar dit komt in de beste families voor. Ik sta al 10 minuten te wachten en er lijkt maar geen einde te komen aan het steeds luidruchtiger wordende telefoongesprek. Daarom besluit ik om door te lopen want het wordt nu snel donker. Ik moet weer langs de honden, die de haren recht overeind hebben staan en met opgetrokken bovenlip hun tanden laten zien. Ik hoop dat de verroeste kettingen het houden, als ik op het gegrom en geblaf moet afgaan, willen ze niets liever dan mijn wandelbroek aan flarden trekken en een stuk kuit vinden ze waarschijnlijk ook wel lekker. Als ik weer veilig op het pad ben aangekomen, kijk ik te vergeefs nog eens terug richting Alpe Corana of ik de twee dames nog ergens zie.
Ondertussen hadden ze mij al lang moeten inhalen, dus ga ik er vanuit dat ze al lekker in hun slaapzak liggen. Volgens de richtingaanwijzer is het naar de volgende Alpe Gassariola (1730 m) 20 minuten en naar San Bernardo nog 1 uur en 5 minuten. Dan zal ik, de tijdsaanduiding op de bordjes kennende, mijn stinkende best moeten doen om mijn slaapplekje binnen anderhalf uur te bereiken. Het is even na 18:00 uur als ik begin aan een vrij eenvoudige afdaling door een groot larixbos. In de beschrijving van Bätzing had ik gelezen dat er in het bos sporen van een bosbrand te zien moeten zijn. En ook hier heeft Bätzing gelijk, als ik goed kijk zie ik her en der in het bos nog zwart geblakerde boomstammen staan. Veel tijd om te kijken gun ik mij niet want ik wil opschieten.
Na ongeveer een half uur ben ik op Alpe Gassariola waar geen leven meer te bekennen is en ik loop vol goede moed snel door naar de laatste Alm van vandaag, Alpe Paione (1645 m). Het gaat nog even iets steiler omlaag en dan komt een bijna horizontaal paadje. Ik wil op dit gemakkelijke paadje nog even een beetje versnellen en dan gebeurd het, ik hoor een lichte knak en voel een pijn alsof iemand met een vlijmscherpe bijl in mijn rechter knie heeft geslagen. Het is mij onmiddellijk duidelijk, dit is serieuze shit. Met een van pijn vertrokken gezicht hink ik nog een stukje verder en ga vloekend op een steen zitten. Ik probeer zelf voor dokter te spelen en duw hier en daar wat op de knie.
De linkerkant van de knie doet het meeste pijn en terwijl ik nog twijfel over de diagnose begint het plotseling heel hard te waaien. In sneltreinvaart drijven wolken het dal binnen en voor dat ik het weet kan ik nog geen 10 meter ver zien. Ik moet snel naar beneden voor dat het weer nog slechter wordt en ik besluit de diagnose over mijn knieletsel maar aan iemand over te laten die minimaal een anderhalf uur durende EHBO-cursus heeft gevolgd. Hinkend en strompelend vervolg ik mijn weg die nu weer behoorlijk steil omlaag gaat. Op open stukken kan ik mij door de wind, die soms orkaankracht lijkt aan te nemen, nauwelijks staande houden. Boomtoppen en takken zwiepen meters ver op en neer waardoor een heksenketel van geluiden ontstaat. Plotseling zie ik vlak voor mij vanuit de mist iemand opdoemen. Het is een jongeman die vriendelijk vraagt waar ik nog naar toe moet in dit slechte weer. Ik zeg naar Rifugio San Bernardo. Dan begint hij mij in rap Italiaans haarfijn uit te leggen dat als ik verder loop, ik na 300 m een klein stukje afdaal in een beekdal, de beek moet oversteken, en als ik weer uit het beekdal omhoog ben geklommen moet ik goed opletten. Waar de omgevallen wegwijzer tegen een boom ligt moet ik naar links. Dit pad moet ik volgen tot ik bij een geasfalteerde weg kom. enz, enz. Als de jongeman merkt dat mijn kennis van de Italiaanse taal tamelijk beperkt is, herhaalt hij geduldig de hele beschrijving nog eens heel langzaam en hij vraagt tussendoor steeds of ik het begrepen heb. Als ik vraag hoe lang het nog lopen is zegt hij, voor mij ongeveer een half uur maar voor u zal het wel wat langer zijn. Zo kan het dus ook! Aan deze jongeman kunnen de “stropers” van vanmorgen een voorbeeld nemen. De jongeman is op weg naar Alpe Corona (1841 m) om naar zijn geiten te kijken. Ik bedank hem met het Italiaanse duizend dank en hij wenst mij nog een "buona sera". Als hij weer verder loopt is de vriendelijke geitenboer na een paar meter in de laaghangende bewolking verdwenen. Ik strompel verder en gelukkig jaagt de harde wind de laaghangende bewolking ook weer weg zodat het zicht weer redelijk wordt.
De beschrijving van de geitenman klopt als een bus en als ik uit het beekdal omhoog "sjravel" zie ik inderdaad tegen een larix de omgevallen wegwijzer liggen. Op de wegwijzer staat San Bernardo 40 minuten. De moet zakt mij even in de schoenen, nog 40 minuten, dat gaat onder deze omstandigheden nog een eeuwigheid duren voordat ik in San Bernardo ben. Ik sla het pad links in dat gelukkig heel geleidelijk daalt en ik probeer weer zo normaal mogelijk te lopen en met mijn rechter wandelstok de knie zo veel mogelijk te ontlasten. Het onverharde pad eindigt bij een asfaltweg waar een grote rode Jeep Grand Cherokee geparkeerd staat. Met mijn rechterhand steun ik op de Jeep om mijn rechterbeen even los te laten bungelen zodat de pijn een beetje uit mijn knie kan wegtrekken. Terwijl ik daar zo sta te hangen kijk ik naar de lucht en als ik zie dat zich boven mij steeds meer gitzwarte wolken samenballen vervolg ik ijlings mijn weg over een heerlijk gladde asfaltweg. Het begint weer steeds harde te waaien en ik voel al enkele regendruppels. Dan zie ik rechts de verlossende wegwijzer naar Rifugio San Bernardo. Nu is het volgens de beschrijving van de geitenboer nog ongeveer 300 meter naar rechts over een brede onverharde weg. Als ik de onverharde weg inloop begint het steeds harde te regen. Mijn regenjas zit in de rugzak en ik heb geen zin om vlak voor mijn einddoel mijn rugzak nog af te doen. Ik probeer daarom al kreunend zo hard mogelijk te lopen en als ik Rifugio San Bernardo, dat ik van foto’s herken, 50 meter voor mij zie liggen begint het te stort regenen. Ik pers er nog een laatste sprint uit en strompel nat, maar gelukkig niet zeiknat, het Rifugio binnen. Een vrouw van middelbare leeftijd en een jong meisje zitten aan een tafeltje, verder zie ik niemand. De vrouw, die de uitbaatster blijkt te zijn, komt direct naar mij toe, begroet mij en zegt dan, dat ik vanavond de enigste gast ben. Op de klok achter de bar zie ik dat het al 19:55 is en ik verontschuldig mij bij de mevrouw dat het al zo laat is. Ze vraagt waar ik mijn wandeling begonnen ben. En als ik zeg Varzo, dan zegt ze ja, ja dan is dit niet abnormaal want dat haalt bijna niemand binnen 10 uur. Ik reken snel en kom tot de conclusie dat ik er bijna 13 en een half uur over heb gedaan. Ze stelt voor om mij maar direct mijn slaapplek te wijzen waar ik graag mee instem. Ze vliegt de steile houten trap omhoog en als ze van boven naar beneden kijkt hoe ik heel langzaam, volledig kreupel, de trap op klim, zie ik haar verbaast kijken en met het hoofd schudden. Het lijkt haar waarschijnlijk een mirakel dat ik überhaupt ben aangekomen. Als ik de trap overwonnen heb en eindelijk boven ben aangekomen laat de uitbaatster mij de douche en de wc zien. Aan de andere kant van de gang krijg ik een hokje toegewezen waarin 4 stapelbedjes en een stoel staan. Terwijl ik mijn rugzak afdoe vraagt de vrouw hoe laat ik vanavond wil eten en ze heeft de keuze uit twee menu’s. Als voorgerecht kies ik spaggetti en als hoofdrecht vlees met sla en als ik vraag of ik over 1 uur kan eten is dat prima. De vriendelijke vrouw heeft haar rug nog niet gedraaid of ik plof, voor mijn gevoel meer dood dan levend, neer op de stoel. Het liefste zou ik nu op bed gaan liggen, maar ik ben bang dat ik dan nooit meer op sta. daarom dwing ik mij zelf om direct te gaan douchen. Buiten gaat de wind nog steeds hard te keer en het geheel uit hout opgetrokken rifugio kraakt in al zijn voegen. De regen valt nu werkelijk met bakken uit de hemel en ik prijs me gelukkig dat ik ben aangekomen. Even voor negen uur ben ik fris gewassen en weer een beetje herboren. Voordat ik ga eten wil ik in mijn slaaphokje nog even mijn rugzak opnieuw ordenen. Als ik hier mee bezig ben zie ik door het raam in de stromende regen een rode auto voor de ingang stoppen. Als ik beter kijk zie ik dat het de rode Jeep Grand Cherokee is waaraan ik onderweg even steun heb gezocht. De chauffeur stapt uit en maakt snel de kofferbak open waaruit twee rugzakken te voorschijn komen. Dan gaan de twee achterdeuren open en stappen twee vrouwen uit die er uitzien als verzopen katten. Als ik hoor dat ze Duits praten met een Zwitsers accent, valt bij mij het kwartje. Het moeten vrijwel zeker de twee dames zijn die mij vlak voor de Passo di Variola zo dicht op de hielen zaten en die ik daarna uit het oog verloren ben. De dames pakken in de stromende regen hun rugzakken aan en gaan samen met de chauffeur onder het afdak staan voor de voordeur. Dan hoor ik een van de dames zeggen: "Vielen, Vielen Dank, wenn Sie nicht gekommen wären dann hätten wir im Wald schlafen müssen". De dames nodigen de chauffeur uit om binnen iets te drinken en samen hoor ik het drietal naar binnen gaan. Ik ga weer verder met het opruimen en inpakken van mijn rugzak en als ik daarmee klaar ben is het de hoogste tijd om te gaan eten. Als iemand van 100 jaar "sjravel" ik de trap af en beneden zie ik de man en de twee vrouwen aan een grote tafel zitten direct langs de ingang. Ik wil plaatsnemen aan een tafeltje er langs, maar van de dochter van de uitbaatster moet ik aan de grote tafel plaatsnemen omdat ze daar al voor mij gedekt heeft. Ik stel mij voor aan de drie, volledig doorweekte, personen en daarna wordt het hele verhaal mij stukje bij beetje duidelijk. De Italiaanse man, die goed Duits spreekt omdat hij een Duitse vrouw heeft, is boer en zijn koeien staan tijdens de zomermaanden op een alm waar hij vandaag de hele dag aan het werk was. Vanwege de harde windstoten besloot hij om te wachten om af te dalen. Het was al vrijwel donker toen hij aan de afdaling begon. Omdat hij het pad kan dromen is dit voor hem met een zaklamp geen enkel probleem. Tijdens de afdaling begon het hard te regenen en kwam hij de volledig ontredderde dames tegen, die zich verlopen hadden en niet meer wisten waar ze waren. De boer nam de dames op sleeptouw en gezamenlijk bereikten ze de asfaltweg waar de man zijn auto geparkeerd had. Uit medelijden speelde ik daarna ook nog maar voor taxi zegt de boer met een knipoog in mijn richting. Maar dat had ik zelf al gezien vanuit mijn slaapkamertje. Terwijl de man mij dit verteld zitten de twee dames, moeder (62) en dochter (40) uit de omgeving van Bern, door en door nat, te bibberen van de kou. Vooral de moeder geeft tussendoor steeds maar weer blijk dat ze de man eeuwig dankbaar is en ze komt steeds weer met nieuwe rampenscenario’s van wat er allemaal nog erger had kunnen gebeuren als ze de man niet waren tegengekomen en ze in het bos hadden moeten overnachten. Moeder vraagt aan de man of er hier ook beren en wolven zitten? Beren niet zegt hij lachend, maar een wolf komt hier af en toe wel eens langs. "Ohhh, ooh Wölfe oooh mein Gott haben wir Glück gehabt" En moeder jammert maar door: "Ich bin föllig erschöpft und alles tut mir weh". De dochter probeert moeder te kalmeren en het allemaal een beetje te relativeren. Naar wat later op de avond blijkt is de dochter een zeer ervaren alpiniste die al menige vierduizender op haar naam heeft staan. Ruim een weken geleden stond ze nog samen met haar man Bruno in het Zwitserse kanton Wallis op de Weissmies (4017 m). Maar de sportieve dochter geeft ruiterlijk toe dat ze deze etappe van Varzo naar San Bernardo heeft onderschat. Ze zegt dat de ongeveer 1950 hoogtemeters ook niet spoorloos aan haar voorbij zijn gegaan en dat ze… Moeder valt de dochter in de rede en zegt dat ze in haar hele leven nog nooit zo heeft afgezien en ze heeft in haar 62 jarig leven toch ook al heel wat alpentoppen beklommen en ze eindigt met… "ahhhh was bin ich kaputt! Föllig kaputt!" De boer moet er mee lachen, drinkt zijn glasbier leeg, en wenst de dames nog een mooie voortzetting van de Grande Traversata delle Alpi, en spreekt de hoop uit dat de dames heelhuids weer thuis komen. De dames bedanken de man oprecht, omhelzen de man stevig en kussen hem van alle kanten alsof ze hem al eeuwig kennen. De boer glundert tot achter zijn oren, loopt naar de bar en vraagt aan de waardin om de drie consumpties te betalen. Als moeder dit hoort komt ze onmiddelijk in aktie en zegt: Das kommt nicht in Frage, ich bezahle alles. Nee, zegt de boer, als hier een man met dames uitgaat dan moet de man altijd betalen. Dan brengt moeder een nieuw rampenscenario in stelling en zegt:"Wenn Sie uns nicht mitgenommen hätten, ich glaub dann wäre ich jetzt schon tot gewesen". De boer geeft zich gewonnen en zegt:Wenn dass so ist, dann bezahlen Sie alles. Terwijl hij naar de deur loopt zegt hij nog dat hij volgens hem niets bijzonders heeft gedaan. Hij wenst iedereen nog een "buona notte" en trekt de deur achter zich dicht. Moeder en dochter kijken door het raam hoe de man in zijn auto stapt en weg rijdt. Moeder kijkt de auto nog na totdat de achterlichten helemaal worden opgeslokt door de duisternis. Dan kijkt ze mij aan en zegt: "Wenn er nicht gekommen wäre, hätten wir im Wald schlafen müssen…" En dan vraagt ze mij of wolven ook slapende mensen aanvallen. En met een knipoog naar de dochter zeg ik tegen moeder: "Wenn Wölfe hungrig sind, essen die alles". De dochter krijgt moeder bijna niet meer gekalmeerd en stelt voor dat ze gaan douchen om weer een beetje op temperatuur te komen. Als ik zeg dat het water van de douche gloeiend heet is bedenkt moeder zich niet lang en vertrekken de dames naar boven en zeggen terloops tegen de waardin dat ze graag over een half uur willen eten. Dan krijg ik van de dochter van de waardin mijn bord spaghetti, maar ik ben over mijn hoger heen, en met moeite eet ik een paar hapjes. Na ruim een half uur komen moeder en dochter naar beneden en nemen weer plaats aan mijn tafeltje. Ik herken ze nauwelijks terug, in plaats van twee verzopen katten, zitten ineens twee charmante dames aan mijn tafeltje. Moeder is weer tot rust gekomen en zegt dat de warme douche wonderen heeft verricht. Terwijl ik nog steeds met mijn spaghetti zit te pruimen krijgen de twee dames ieder een bord rijst. Dan vraagt de dochter mij, waar ik vandaag gewandeld heb. Als ik zeg van Varzo naar hier, valt ook bij de dames langzaam het kwartje. Ohhh haben wir Sie kurz vor dem Passo die Variola gesehen ? Ik knik bevestigend. En dan komt er een spervuur van vragen los? Haben Sie in Rosso Markierungen gefunden? Und hinter Rosso, beim Tunnel die Mullatiera nach Tugliaga gefunden? Wusten Sie in welche Richtung Sie gehen mussten beim Wegweiser wo die Schilder am Boden lagen? Haben Sie bei beide Geröllfelder Markierungen gesehen? Haben sie den Passübergang gleich gefunden? enz. enz. Ik kan het bijna allemaal met nee beantwoorden en de dames zijn min of meer opgelucht dat het dan waarschijnlijk niet aan hen zelf ligt dat ze zoveel problemen hadden om de weg te vinden. Zoveel gemeenschappelijke problemen schept een innige band en wij vertellen over en weer over onze GTA-ervaringen. De dochter is net als ik al sinds jaren jaren in het bezit van de GTA-boeken van Werner Bätzing en had het voornemen om ooit aan de GTA te beginnen maar het kwam er maar nooit van. Toen Der Rother Wanderführer van Iris Kürschner en Dieter Haas drie jaar geleden op de markt kwam deed de dochter dit boekje haar moeder voor haar verjaardag cadeau. Moeder werd door het boekje zo enthousiast dat vorig jaar, in september, moeder en dochter op de Nufenen Pass, op Alpe di Cruina aan de GTA zijn begonnen. Ze volgden de routes zoals ze in het boekje Der Rother Wanderführer zijn beschreven en eindigden zonder enkel probleem na zes etappes in Zwischbergen. Dit jaar hadden de dames zoiets van, het was het vorig jaar zo gemakkelijk, waarom houden wij ons niet aan de originele route zoals die in het boek van Werner Bätzing beschreven is. Gisteren hebben ze in Bern de trein genomen naar Varzo. Hebben daar overnacht in Hotel Sempione en zijn vanmorgen om ongeveer 7:30 aan hun wandeltocht begonnen. Als de naam Bätzing weer valt, kan moeder de man wel verwensen. De etappe van vandaag is volgens moeder echt te veel van het goede en ze begint te vertellen dat ze in de Alpen vanuit diepe dalen en over gletsjers allerlei hoge alpentoppen heeft beklommen. Maar zo onmenselijk afgezien als vandaag heeft ze nog nooit. De dochter stelt haar gerust door te zeggen dat ze vanaf hier tot hun einddoel Rimella weer de etappes volgen zoals ze in het boekje Der Rother Wanderführer staan. Ik kan trots vertellen dat ik wandelvrienden heb die de GTA al tot Rimella gelopen hebben. Als de dames dat horen heeft vooral moeder veel vragen. Waaronder, zijn er matrassen en dekens in de onbemande hut die na Molini di Calasca komt? Ik vertel dat ik, "von meiner Wanderfreundin Karien", gehoord heb dat er matrassen en dekens aanwezig zijn in de hut. Moeder is opgelucht, ze heeft alleen een dunne zijden lakenzak bij zich. Dan wordt door de dochter van de uitbaatster de tweede gang opgediend, die bestaat uit twee lapjes kalfsvlees met sla. Mijn bord spaghetti, dat ondertussen helemaal koud is geworden, gaat bijna helemaal terug naar de keuken en met tegenzin begin ik aan het kalfsvlees. Dan komen eindelijk ook de drie glazen rode wijn die wij besteld hadden en de dames proosten met mij op een succesvolle voortzetting van de GTA. Ik probeer de dames duidelijk te maken dat er eerst een wonder moet gebeuren wil ik morgenvroeg aan de volgende etappe kunnen beginnen. De dochter denkt dat het allemaal wel mee zal vallen met mijn knie, want moeder was een uur geleden nog meer dood dan levend en is nu ook weer redelijk monter. Ik vertel dat ik er vanuit ga dat wandelvriendin Karien een kaars voor mij heeft opgestoken en ik er daarom vooralsnog vanuit ga dat er zich betreffende mijn knie nog een wonder zal voltrekken. Dan schiet moeder iets te binnen en vraagt: "Is er in de onbemande hut ook kookgelegenheid?" Nu kom ik echt in gewetensnood. Moet ik liegen tegen deze charmante dames of moet ik eerlijk zeggen dat ik uit zeer betrouwbare bron vernomen heb dat een zekere J.E. uit Kelpen-Oler min of meer moedwillig het aanwezige gasfornuis tot explosie heeft gebracht en dat het maar een haar gescheeld heeft of de hele hut was tot aan de grond toe afgebrand. Ik wil wel bij de waarheid blijven en zeg daarom eerlijk tegen moeder. "Ich habe von meiner Wanderfreundin Annelies gehört dass der Gasherd durch" en dan valt de dochter mij in de rede en zegt: Ach Mutter, wir kochen doch nicht selbst, das ist viel zu Umständlich, wir nehmen genügend Butterbrote mit. En ik zeg tegen moeder: Ja, ja, ja das würde ich auch machen….. Moeder is helemaal gerustgesteld en wil nu naar bed. Net als ik heeft ze haar vlees niet helemaal opgegeten en haar glas wijn heeft ze ook maar half leeg gedronken. Ze is, net als ik, zo moe dat ze geen hoger meer heeft en wil niets liever dan horizontaal gaan liggen. De dochter wil nog rustig haar glas wijn uitdrinken. Moeder zegt:Gute Nacht zusammen und bis Morgenfrüh en gaat naar boven. De dochter houdt mij nog ruim een halfuur plezierig gezelschap en vertelt interessant over haar klimactiviteiten. Ze heeft samen met haar man Bruno een oud VW busje en daarmee rijden ze bijna ieder weekend naar een klimgebied in voornamelijk Zwitserland waar ze al de meeste vierduizenders hebben beklommen. Maar ook in Zuid Duitsland, Oostenrijk, Noorwegen en Zweden heeft het tweetal al op menige hoge bergtop gestaan. In de winter maken ze veel lange skitouren in het hooggebergte. Om ongeveer elf uur spreken wij met de waardin af dat wij morgenvroeg graag om 7:30 uur ontbijten en wensen elkaar "Buona notte". Buiten regent het nog steeds en de extreem harde wind geselt het Rifugio. Als ik in mijn slaaphok kom klappert het luik voor het raam door de wind een beetje heen en weer, maar ondanks het geluid val ik bijna onmiddellijk in slaap en heb een rare droom. Plotseling schrik ik wakker uit mijn droom. Het luik voor het raam is door de wind losgeschoten en slaat met harde klappen tegen de muur. Slaperig zet het luik weer vast en pak mijn telefoon om te kijken hoe laat het is en zie dat er, in tegenstelling tot eerder op de avond, nu wel netwerkverbinding is. Ik zie dat wandelvriendin Annelies om 21:28 per Whatsapp heeft gevraagd hoe de dag verlopen is. Nog half in mijn droom doe ik haar ook per Whatsapp verslag. Ik weet niet meer 100 % zeker in hoeverre ik daarbij droom en werkelijkheid door elkaar heb gehaald. Om even na 24:00 uur ga ik weer slapen, mijn knie doet nog steeds pijn, maar ik ga er nog steeds vanuit dat het wonder vannacht tocht echt zal gebeuren. Om half zeven word ik wakker door een rinkelende telefoon in het slaapkamertje naast mij, waar moeder en dochter liggen. Snel sta ik op en het eerste wat ik doe is mijn knie proberen, maar ik kom snel tot de conclusie dat Karien vergeten moet zijn om voor mij een kaars op te steken. Heel raar, ze vergeet toch nooit iets... Om 7:15 sjravel ik met mijn rugzak de trap af en de vriendelijke uitbaatster wenst mij een "buon giorno" toe. Als ik buiten kijk hoe het weer is, zie ik een strak blauwe hemel, de wind is weer gaan liggen en het is rond de 15 graden. Het ideale weer om te gaan wandelen! Vooropgesteld dat je fysiek in staat bent om te wandelen en dat ben ik niet. Mistroostig ga ik weer naar binnen en neem plaats aan de tafel waar al voor drie mensen gedekt is.
Even later komen ook moeder en dochter met hun rugzakken en wandelstokken naar beneden en het eerste wat ze mij vragen: Sie laufen doch mit uns mit Heute? Ik vertel de dames dat het wonder is uitgebleven en dat ik zal proberen om strompelend de dichtstbijzijnde bushalte te bereiken. De dames vinden het jammer dat we niet samen aan de volgende etappe kunnen beginnen en ik nog 1000 keer meer. De uitbaatster zet ondertussen een Italiaans ontbijt op tafel en daar is ze snel kaar mee. Brood, boter twee soorten jam, wat muesli en voor iedereen een kannetje koffie en warme melk.Tijdens het ontbijt vertelt moeder dat ze op wat hoofdpijn na weer helemaal de oude is en ze weer met veel plezier begint aan de volgende etappe naar Rifugio Alpe Laghetto (2039 m). Als Dochterlief met het voorstel komt om vandaag na Alpe Laghetto nog door te lopen tot Alpe Cheggio verliest moeder haar beheersing en schiet uit haar slof. "Ja, ja, jij hebt goed praten, jij bent pas net 40, maar als jij ook 62 bent, dan zul je wel merken dat het dan allemaal niet meer zo vanzelf gaat". Als ik opmerk dat twee etappes op een dag voor iemand van 62 mij ook erg veel lijkt, kijkt moeder mij dankbaar aan. En ik voeg er nog maar fijntjes aan toe dat ik met 64 uit ervaring spreek. De gemoederen bedaren zich weer snel en de dames bestuderen samen op de kaart de route tot Alpe Laghetto. Ik laat de dames even alleen en ga aan de bar bij de uitbaatster informeren waar de dichtstbijzijnde bushalte is. Die is volgens haar in het plaatsje San Lorenzo, waar om 12:00 en om 15:00 uur een busje vertrekt naar Domodossola. Als ik weer terug ben aan het tafeltje waar moeder en dochter zitten, zijn die samen tot de conclusie gekomen dat de etappe tot Alpe Laghetto, op papier, niet al te zwaar is. Maar dat mag volgens moeder ook wel na de vreselijke ontberingen die ze gisteren heeft moeten doorstaan. Het is inmiddels even na 8:00 uur en de dames willen vertrekken. Moeder en dochter geven mij een ferme handdruk en wensen mij beterschap en ik wens moeder en dochter nog fijne wandeldagen tot Rimella en voeg er aan toe dat ze wel moeten zorgen dat ze iedere dag voor het donker in het rifugio zijn. De dochter lacht en ook moeder kan een glimlachje niet onderdrukken. Wij betalen aan de bar de rekening en de uitbaatster wenst ons alle drie nog een "buon viaggo". Samen gaan we naar buiten en de dames weten even niet in welke richting ze moeten lopen.
Wij kijken samen op een grote landkaart van de omgeving, die pal tegenover het Rifugio staat. Het is snel duidelijk dat de dames weer terug moeten naar het kerkje van San Bernardo en daar de GTA kunnen vervolgen. Ik maak nog een foto van het sportieve tweetal. Opnieuw nemen wij hartelijk afscheid van elkaar en moeder zegt dat we elkaar misschien nog een keer zien op de GTA. Wie weet? Op de valreep ervaar ik nog de namen van moeder en dochter. Dan vertrekken ze definitief en ik kijk de sportieve dames met vochtige ogen na hoe ze, met een ferme tred, langzaam uit het zicht verdwijnen.
Ik maak nog een panoramafoto van rifugio San Bernardo en strompel dan ook naar het kerkje van San Bernardo en bij de wegwijzer richting Alpe Laghetto kijk ik heel aandachtig het wandel pad af of ik moeder en dochter in de verte nog ergens zie. Te vergeefs….maar misschien zie ik Hannelore en Jutta in de toekomst ooit nog een keer terug op de Grande Traversata delle Alpi.
Over de asfaltweg "sjravel" ik in gedachten verzonken naar de bushalte in San Lorenzo.
Hub.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten